top of page
  • Bart Roest

Bloeding


Ik slik nu een volle dag oxycodon langwerkend en kortwerkend. Het maakt me een beetje zweverig en ik vind het een vervelend gevoel. De spanning op mijn buik wordt er vooralsnog niet minder op. Vlak na het avondeten komt er een nieuwe pijn bij. Het was al wat op de achtergrond aanwezig vlak voor de avondmaaltijd, maar erna wordt het heviger. Ik probeer in een houding op de bank te liggen en het te negeren. De pijn wordt steeds scherper en heftiger. Marianne en de jongens zitten naast mij op de bank televisie te kijken en ik wil mij op dat moment niet uiten. Ik wil mijn kinderen niet laten schrikken. Ik wil ze niet opnieuw in angst laten zitten om mij, maar ik krijg steeds meer het gevoel dat er iets fout gaat in mijn lichaam. De pijn is niet normaal, het is scherp… alsof iemand een mes in mijn lever steekt en de lever zich eromheen verkrampt. De pijn straalt steeds meer door naar mijn rechterschouder en ik weet niet eens meer hoe ik wat moet zeggen. Zodra ik me beweeg wordt dat beantwoordt met een steek die niet in woorden te omschrijven is. Ik wenk naar Marianne. Ze komt naast me zitten. Ik schud voorzichtig met mijn hoofd en houd mijn zij waar het zo zeer doet vast. Ik maak een gebaar 1-1-2. Het is fout in mijn lijf. Deze pijn is niet normaal, dit heb ik nog nooit meegemaakt. Marianne belt een ambulance en ik kan me niet meer inhouden. De kinderen zijn bang, ze weten niet wat er met hun vader aan de hand is en dit doet me ook heel veel. Ik weet niet hoe ik ze gerust kan stellen, want ik word zelf steeds banger. Met bewegen schreeuw ik het uit van de pijn. Het wordt heftiger en heftiger. Wanneer de ambulance er is, vragen ze mij om een pijnscore en ik geef volmondig 10 aan. Ik heb nog nooit een 10 gegeven als pijnscore, een ondragelijke pijn. Ik weet nu wat dat inhoudt, want ik heb het gevoeld. De verpleegkundige doet de controles bij me, bloeddruk, temperatuur, zuurstof. Er komt niets afwijkends uit, maar de pijn zelf is de afwijking. Ze belt met de chirurg in het VUMC en heeft er kort overleg mee. Ik mag niet mee met de ambulance, terwijl ik verga van de pijn. Marianne heeft mijn schoonmoeder gebeld en die komt de kinderen ophalen. 100% zuurstof heb ik in mijn bloed, ik ben in paniek en ik ben aan het hyperventileren. De ambulance gaat zonder mij weer weg. Laten mij achter met mijn paniek en mijn pijn. Ik voel me niet serieus genomen. Die pijn is niet normaal. Ik moet mijn oxycodon slikken en Marianne geeft ze aan me. Na anderhalf uur werkt het nog niet. De pijn blijft net zo hevig en ik blijf het uitschreeuwen bij iedere kleine beweging.

Marianne belt de spoedeisende hulp van het VUMC en zegt dat de pijn ondragelijk is en ik zo de nacht niet in kan gaan. Ik moet dan toch maar die kant op komen. De mevrouw aan de andere kant van de lijn vraagt of we zelf kunnen komen, of dat er een ambulance moet komen en we zeggen allebei volmondig ambulance. Echter belt na vijf minuten de meldkamer van de ambulance, dat ik niet ernstig genoeg ben om weggebracht te worden door een ambulance naar het ziekenhuis. Ik moet er zelf maar zien te geraken. Ik voel me zo in de steek gelaten. Marianne helpt me met mijn schoenen aandoen. Iedere stap die ik zet naar de auto gaat door merg en been. Het dubbel vouwen om in de auto te kunnen stappen, doet me weer uitschreeuwen van de pijn. Iedere hobbel, iedere drempel en iedere bocht onderweg zorgt voor een pijn uitroep. Marianne is niet van het snel autorijden, maar ik geloof dat ze die avond zich niet aan de maximum snelheid heeft gehouden. We komen aan bij de spoedeisende hulp van het VUMC en Marianne pakt een rolstoel voor me. Ik ga er inzitten wederom met pijnlijke uitroepen. En zo rijden we de spoedeisende hulp in.



We moeten wachten in de wachtkamer. Er zit gelukkig niemand op dat moment en ik zeg gelukkig, omdat ik ze met mijn geschreeuw niet tot last wil zijn. Ik kan er niets aan doen. Het is een soort van oerbrul ofzo… De pijn is zo intens dat er een ontlading vanzelf volgt. Ik word naar binnen geroepen en moet klimmen op een brancard van de spoedeisende hulp. De mannelijke verpleegkundige oogt warrig en brengt weinig rust. Hij belooft wat aan de pijn te doen, maar dan verdwijnt hij om niet meer terug te keren. Een arts assistent chirurgie komt binnen en onderzoekt de buik. Ik schreeuw het weer uit en weet me geen raad met wat me overkomt. Ze wil een CT scan laten maken en ik moet hiervoor plat gaan liggen. Een vrouwelijke verpleegkundige komt binnen en geeft me een injectie met pijnmedicatie. Daarna word ik opgehaald voor de CT scan. Echter kan ik absoluut niet plat liggen. Zodra ik plat ga wordt de pijn het hevigst en lig ik ervan te kronkelen. De CT scan lukt dan ook niet en ik word onverrichte zaken teruggebracht naar de kamer op de spoedeisende hulp. De dokter komt weer langs en benadrukt het belang van de CT scan en dat ze er eerst alles aan gaan doen om de pijn zoveel mogelijk te onderdrukken, maar dat ik de kiezen op elkaar moet zetten en stil en plat moet liggen om de CT scan te laten slagen. Ze heeft dit nodig voor de diagnose en om me te kunnen helpen. Ik krijg nog meer pijnmedicatie en wanneer dit is ingewerkt word ik nogmaals naar de CT scan gereden. Ik doe mijn kiezen op elkaar en lig zo stil mogelijk. Inademen en adem vasthouden is bijna onmogelijk. Er wordt contrast via infuus ingespoten. Na 10 minuten is de CT scan gemaakt en kan ik weer rechtop. Het is inmiddels al 4.00 uur ’s nachts. De dokter komt naar me toe en weet wat er aan de hand is. Door de contrast vloeistof zijn ze erachter gekomen dat er een slagaderlijke bloeding aan de gang is bij de plek waar de galblaas heeft gezeten. De pijn die ik heb, komt door het vrije bloed dat in de buik terecht komt en het buikvlies irriteert. Vlak daarna komt een man in de kleding van chirurgie binnen lopen en die begint met vragen stellen over eten en drinken. Hij blijkt een anesthesist te zijn. Er wordt een spuit aan mijn infuus gehangen met vitamine K. Dit is om de antistolling ongedaan te maken, legt de arts uit. Ik krijg ook een coronatest. Alleen krijgt de arts ineens meer haast en wachten ze toch de uitslag van de corona test niet af. Ik geef Marianne een snelle kus (denk ik) en word richting de operatieafdeling gereden. De voorbereidingsruimte slaan we over en ik wordt direct doorgereden naar de operatiekamer. Ik krijg een rustgevende medicatie waarvan ik suf word, maar ga niet onder algehele narcose legt de anesthesist me uit.

Het is 5.00 uur ’s nachts als ze beginnen met de ingreep. Via mijn lies gaan ze met een slangetje op zoek naar de lekkende slagader om daar een propje in te schieten. Eigenlijk vergelijkbaar met een lekke autoband, wat ze ook doormiddel van een propje tegenwoordig dichten. Ik merk er niets van, want door de rustgevende medicatie ben ik in slaap gevallen. Om 6.30 uur lig ik op de uitslaapkamer. De dagdienst komt hier net binnendruppelen en zijn een beetje verbaasd dat er al een patiënt ligt. Vanuit de uitslaapkamer ga ik naar de afdeling Acute opname en ik krijg hier een kamer met uitzicht op het IVF centrum en de ingang van de spoedeisende hulp van het VUMC. De verpleegkundige is een vriendelijke vrouw en ze zegt dat ik afgelopen nacht genoeg doorstaan heb en daarom wel een uitzicht heb verdiend. Ik moet in totaal drie uur plat liggen voor ik weer rechtop mag om van dit uitzicht te genieten.


Marianne is ondertussen naar huis gegaan en heeft een paar uurtjes nachtrust weten te pakken. Ze brengt de familie op de hoogte van deze pittige complicatie en het feit dat ik weer ben opgenomen in het ziekenhuis. Het gaat als een grote schok door de familie. Het klinkt ook wel heel heftig, een slagaderlijke bloeding in de buik. Via bloedonderzoek houden ze nu in de gaten of de bloeding gestopt is. Echter gaat mijn HB waarde in de volgende twee dagen nog steeds achteruit met een dieptepunt van 4.6. Ik voel mij kotsmisselijk en volledig energieloos. Eten en drinken gaat er nauwelijks in. De pijn is redelijk onder controle door morfine dat via infuus gegeven wordt en extra via injecties. Ik moet ook een paar keer overgeven en voel me gewoon lamlendig.

Eindelijk wordt de HB waarde stabiel en krijg ik een bloedtransfusie. Twee zakken bloed wordt toegediend AB negatief, staat er met grote letters op de zakken. Ik moet me er direct beter van voelen, zegt de verpleegkundige. Echter merk ik er in eerste instantie niets van. Ik voel me nog steeds moe, misselijk en energieloos. Ook moet ik in de gaten houden of ik geen allergische reactie krijg van het bloed. Echter merk ik er helemaal niets van. Het is wel een gek idee dat ik bloed van een ander in mijn lichaam krijg. Het maakt mij er bewust van, dat het fijn is op die manier geholpen te worden door lieve mensen die vrijwillig bloed afstaan aan de bloedbank. Het zorgt ervoor dat ik spontaan zelf ook zin krijg om bloed te geven. Maar wat blijkt, dit mag niet meer als je eenmaal bloedtransfusie hebt gehad. Ik begin toch wat te merken van de bloedtransfusie, want de misselijkheid verdwijnt op de achtergrond. Ik krijg weer wat meer trek en daar ben ik blij om.


Wat een gedoe met visites zeg! Je moet je beneden bij de receptie als bezoek melden en je mag twee volwassenen per dag op bezoek hebben. Dit wordt geregistreerd door de receptie beneden en kom je eroverheen, dan mag je niet naar binnen. Mijn ouders willen graag op bezoek komen en dit betekent eigenlijk, dat Marianne dan niet meer langs kan komen. Gelukkig is het toch gelukt om allebei op bezoek te komen, maar het bracht wel wat spanning met zich mee. Ook de kids zijn op bezoek geweest. Zij worden gelukkig nog niet als bezoek meegeteld en zijn gewoon welkom. Wat heb ik die twee mannetjes weer laten schrikken! Ik voel me er zo schuldig over, dat ik me zo heb laten leiden door de pijn die ik voelde. We gaan het er nog eens een keer met elkaar over hebben, want het is belangrijk om uit te spreken wat er gebeurde en wat de gedachtes van iedereen waren op dat moment.

Er komt steeds meer vocht in allebei mijn benen en heupen. Dit baart mij zorgen, want dat had ik ook toen ik twee trombose benen had. Ik heb dit aangegeven bij de arts en ze heeft meteen een echo voor me geregeld. Dat vond ik erg fijn. De echo liet gelukkig geen bijzonderheden zien en het vocht kwam puur door de slechte doorbloeding van de benen in combinatie met volledige demobilisatie. Ik mag geen antistolling nog. En dat maakt dat ik me onzeker voel over trombose.


De eerste dagen heb ik weer een katheter, gelukkig mag deze er uit en mag ik onder begeleiding naar het toilet. Het lopen hier naar toe is zwaar. Het zijn nog geen tien passen naar het toilet, maar het voelt alsof ik de marathon heb uitgelopen. Ontlasting krijg ik niet en dat is vervelend. Dit zorgt voor extra druk in de buik. Via een klisma weten we gelukkig wat los te krijgen, maar de darmen zelf zijn nog niet voldoende in werking om het zelf te kunnen regelen.


Ik krijg veel verschillende mensen naast mij op zaal. Dat is het nadeel van liggen op de Acute afdeling. Normaal gezien, zou ik overgeplaatst moeten worden naar de afdeling Chirurgie. Maar de afdeling ligt vol en daarom bleef ik op de afdeling Acute opname. In het begin lag er een vrouw naast me met terminaal kanker, daar heb ik twee dagen naast gelegen. Een lieve vrouw, die haar zoon van twintig probeerde te trainen om voor zichzelf te zorgen. Op dag zes van mijn opname lukte het me eindelijk om zonder klisma zelf te poepen. Wanneer ik geplast had, werd mijn blaas met de bledder gecheckt met uitplassen. Op de avond van de zesde dag deden ze dit ook en leek het alsof er nog 500 ml in mijn blaas zat. Dit was veel te veel. In overleg met de arts moest er een katheter worden geplaatst. Dit voelde voor mij als een grote stap terug weer. Ik had ook niet het gevoel dat mijn blaas zo vol zat en vond het een vreemd verhaal. Ik heb dit ook kenbaar gemaakt en gezegd dat ik echt niet weer aan een katheter wilde. Het werd een eenmalige katheter, maar ze kregen er maar 120ml uit. Er werd flink gepoerd en dit deed me zeer. Toch kwam er niet meer urine los. De volgende ochtend werd er weer gebledderd na het plassen en kwamen ze op nog 600 ml in de blaas. De verpleegkundige vond dit erg vreemd en had het idee dat ze niet de blaas aan het meten was, maar het hematoom dat erop drukte (bloeduitstorting). Na overleg met de arts, waren ze het met elkaar eens dat de grote hoeveelheid vocht geen urine was, maar een bloeduitstorting. Er hoefde vanaf dat moment geen checks meer plaats te vinden na het plassen.


Op dag zes begint gelukkig ook weer de antistolling. Ik kreeg al Fraxiparine 0.3 ml 1x daags toegediend door de verpleging. Maar vanaf dag zes werd dit Fraxiparine 2x daags 1 ml en Fenprocoumon tabletten. Het was wel balen, want voor de galblaasoperatie moest ik ook stoppen met de antistolling en mocht pas na de operatie stoppen met de Fraxiparine injecties als ik twee keer een INR waarde boven de 2.0 had gemeten. Op de donderdag voor de bloeding had ik voor het eerst een INR waarde van 2.1 en nu moest ik dus weer helemaal overnieuw beginnen met instellen op de Fenprocoumon en zit ik dus voorlopig nog aan de injecties vast.

Op dag acht komt eindelijk het verlossende woord. Ik mag naar huis! Jammer genoeg wel met flinke pijnstillers, want zonder kan ik nog niet. Maar wel naar huis! De plek waar ik toch wel het liefste ben. Heerlijk naar mijn gezinnetje, naar mijn vrouw, naar mijn kinderen! Mijn broer komt mij, samen met mijn oudste nichtje, ophalen uit het ziekenhuis. Het is de jongens niet verteld dat papa thuiskomt en het is dan ook een grote verrassing als ze papa ineens bij binnenkomst zien zitten op de bank. En zo heeft dit verrotte lichaam ook een slagaderlijke bloeding overleefd, in combinatie met Fraxiparine en Fenprocoumon.




bottom of page